boek_9

boek_9.jpg

Het opnemen van programma’s van de Kim op de casetterecorder

(door Uwe Schröder)

I. Inleiding

Een groot aantal Kim-gebruikers schijnt, net als ik zo af en toe, problemen te hebben met het opnemen van computer-programma's op de cassetterecorder. Om de een of andere duistere reden weigert Kim soms programma's in te lezen, soms nadat hij hetzelfde programma weken lang wél goed had ingelezen. De problemen hebben geleid tot een nadere bestudering van het Kim-systeem, en ik heb de hoop dat ik eindelijk ontdekt heb waar de problemen ontstaan. Dit verslag is bedoeld om andere Kim-gebruikers te helpen bij het oplossen van hetzelfde probleem.

II. Analyse van het Kim-FSK-systeem

Signalen worden op de cassette opgeborgen met behulp van FSK (frekwentie-shift-keying), dwz door een reeks opeenvolgende hoge en lage fluit-tonen (bij de Kim met een frekwentie van resp. 3.6 kHz en 2.4 kHz). Het genereren van deze hoge en lage fluittoon gebeurt zonder veel extra elektronica op de Kim mbv een stuk programma. Bij het weer innemen van programma's van de recorder worden deze fluittonen "bekeken" mbv een IC (LM 565, een Phase-lock-loop) (zie User Manual blz 31 fig 3.8), en het feit of de fluittoon hoog of laag was wordt na wat versterking en filtering (IC LM 311) in de vorm van 0'en en 1 'en (hoge, resp lage frekw.) aangeboden aan de Input/Output poort PB 7 van een van de twee ROM's 6230 (Read-only-memory) van de Kim-computer. De problemen die bij het inlezen ontstaan, vinden waarschijnlijk hun oorsprong in een niet correkt werken van de elektronica rond de PLL (Phase lock loop). Het blijkt dat de gemiddelde cassetterecorder (soms zeer kortstondig) onvoldoende signaal afgeeft om een correkte werking van de PLL te garanderen.

Waar en hoe het mis kan gaan rond de PLL

a. Nemen we op een cassetterecorder een constante fluittoon van bijv. 3.6 kHz op, en beluisteren vervolgens deze fluittoon bij het weergeven en bekijken hem op een oscilloscoop, dan zien en horen we dat de fluittoon zo af en toe zachter is of zelfs helemaal wegvalt. We spreken van drop-outs van de band. Bij deze drop-outs kan de voor de PLL beschikbare hoge fluittoon gemakkelijk een faktor 10 a 100 zwakker dan normaal, en daardoor onvoldoende sterk om te detekteren, zijn. (Een lage fluittoon, en helemaal geen fluittoon zijn voor de PLL gelijkwaardig.) Bij metingen aan de PLL is mij gebleken dat de PLL onder normale omstandigheden ca. 10 a 100% meer signaal krijgt dan strikt noodzakelijk is, een drop-out op de band kan dus vrij spoedig tot gevolg hebben dat de PLL niet goed werkt.

b. Indien een band "scheef" langs een bandrecorderkop loopt, worden vooral de hoge frekwenties benadeeld, en verzwakt. Dit "scheef" staan van de kop zal vooral problemen geven indien voor het opnemen van het programma een andere recorder is gebruikt dan voor het Weergeven, dus bijv. bij uitwisseling van programma's tussen verschillende gebruikers.

c. In figuur 1 is een gedeelte van de PLL geschetst, incl. de ingangsimpedanties.

A. Stel we maken gebruik van een voortreffelijke 5 Volt voeding, dan mogen we het punt Vcc voor wisselspanning als "aarde" beschouwen. Sturen we op de Audio-ingang mbv de recorder een wisselspanning van 550 mV,

Photo album created with Web Album Generator